Vind je de politie buiten of binnen?

Soms vragen mensen wat open organiseren eigenlijk is.  In deze blogpost wil ik mijn kijk daarop laten zien aan de hand van een voorbeeld: ‘het politiebureau’ en ‘de wijkagent’.

Als je iemand op straat vraagt: “waar vind ik de politie?” dan zal diegene vaak verwijzen naar het politiebureau.  ‘De politie’ heeft dan als vorm een gebouw, waar politiemensen werken in kamers achter bureaus. Burgers kunnen er naar binnen gaan, maar meestal alleen op vaste tijden en in bepaalde gedeeltes van het gebouw. Er is een heel duidelijke scheiding tussen het gebouw en de omgeving. Als het gebouw ‘gesloten is voor publiek’ is er geen interactie.

Er zijn ook mensen die op de vraag: “waar vind ik de politie?” verwijzen naar de wijkagent. Die rijdt op dat moment op de fiets door de wijk, is te volgen op Twitter of laat aan een schoolklas zien hoe een biketeam werkt. In deze situatie heeft ‘de politie’ als vorm een persoon. Hij of zij is vooral in de wijk aanwezig  en is continu in verbinding is met anderen,  met mensen die juist niet bij de politie werken.

Wat is nu in dit voorbeeld ‘de politie’ ? Is het een gebouw waar politiemensen werken in een duidelijke organisatiestructuur en met een vaste werkplek? Of is het een verzameling professionals die vooral buiten het eigen bureau, samen met burgers en professionals, werken aan veiligheid?

De manier waarop wijkagenten (in dit voorbeeld) werken is voor mij een manier van open organiseren.

wijkagent 012 Heb je weleens zo naar je eigen organisatie en je eigen werk gekeken?  Hoeveel kontakt heb je elke dag met collega’s? Hoeveel met klanten of burgers? Zit je vooral achter je bureau of ben je continu ‘buiten’, daar waar je werk ontstaat? Wat zijn voor jou de voordelen van een ‘open’ organisatie?

Foto: touwladder.nl

De naam van je project is belangrijker dan je denkt

Deze week vertelde iemand mij over een project in Zwolle met de naam “Buurtgeluk”. Wat een prachtige naam!

Uit wetenschapppelijk onderzoek blijkt dat mensen die een positief zelfbeeld hebben, zich aangetrokken voelen tot woonplaatsen, partners en beroepen die een overeenkomst met hun naam hebben. Dat heeft met de werking van het onderbewuste te maken. Voorbeelden zijn een ‘Bavaria-babe’ die Kastelein heet, Tandarts Beugel, kapper Roos en sales manager Hommel bij de Bijenkorf.

Zou het met projecten net zo werken? Zou een project dat Buurtgeluk heet daadwerkelijk meer geluk aantrekken? Zo ja, dan is het dus heel essentieel welke naam wij onze projecten geven.
Uit Europees onderzoek naar verandertrajecten bij de politie bleek dat projecten met een Engelse naam bij de Duitse Politie waren gedoemd te mislukken. Zo belangrijk kan de naamgeving van een project dus zijn.

Hoe bewust heb jij over de naam van jouw project nagedacht? En wat zegt dat over de kans dat anderen gelukkig worden van jouw project?