Heeft jouw organisatie ook een praat- en een doetheorie?

In de top-3 van politieke modewoorden in 2014 stond de term ‘participatiesamenleving’. De overheid kan niet meer alles doen en dus moeten burgers zelf meer verantwoordelijkheid nemen. Dat idee is natuurlijk niet nieuw. Samenwerking tussen overheid en burgers staat al jaren op de agenda van beleidsmakers en politici.

Toch hoor ik professionals uit de publieke sector vaak zuchten als het over samenwerken met burgers gaat. Ik voel een oprecht verlangen bij hen om samen te werken, maar hoe dan? Dat is een zoektocht. Professor Hans Boutellier noemt dit in zijn boek De improvisatiemaatschappij de ‘handelingsverlegenheid van professionals’.

Professionals met passie

Het afgelopen jaar sprak ik medewerkers van gemeenten die wél vol passie, al improviserend, aan de slag zijn om met burgers en ondernemers projecten van de grond te krijgen. Ik noem ze hier Marieke, John en Martijn. Hun gemeente heeft het woord ‘participatie’ in alle beleidsstukken staan. Toch lopen zij met hun praktische vragen stuk in de interne organisatie. Ze ervaren geen ondersteuning, maar eerder tegenwerking van leidinggevenden en collega’s.

Marieke: “we realiseren mooie dingen samen met bewoners in de wijk. Maar ik loop stuk op de systeemwereld van mijn eigen organisatie”. Martijn: “als ik een praktisch plan inbreng van winkeliers in onze gemeente, krijg ik in het MT een compliment. Maar vervolgens is er geen enkele ondersteuning of praktische hulp.”
Marieke en John zaten aan het eind van 2014 wekenlang ziek thuis; hun energie was op.

praat-en doetheorieGek genoeg is het heel gebruikelijk dat organisaties het ene ding zeggen (’we willen burgerparticipatie’) en het andere ding doen (’we steunen jouw project niet als het buiten onze procedures en werkwijzen valt’). Organisatiepsycholoog Chris Argyris schreef hier in 1985 al over. Hij benoemt het verschil tussen een praattheorie en een doetheorie.

Durf jij jezelf een volger te noemen?

Als leidinggevende heb ik heel wat sollicitatiegesprekken gevoerd. Vaak vroeg ik daarbij aan mensen hoe zij in concrete situaties leiderschap vertonen. De sollicitant deed vervolgens alle moeite om te vertellen hoe zijn of haar leiderschap er uitzag. Ik heb nog nooit meegemaakt dat iemand in een sollicitatiegesprek iets wilde vertellen over zijn volgerschap kwaliteiten. En ik heb daar ook nooit naar gevraagd……..

Een tijdje geleden was ik aanwezig bij een mooie bijeenkomst over volgerschap. Het is een onderwerp dat mij steeds meer intrigeert. Formeel gezien zijn er in organisaties immers veel meer volgers dan leiders; de verhouding is meestal 1:10 of zelfs meer. Leiders bestaan alleen bij de gratie van volgers, zoals het bekende filmpje laat zien: “the first follower is what turns a lone nut into a leader”.

Toch vind je op de site van Managementboek ongeveer 350 boeken over leiders en maar 3 boeken over volgers. De bestseller van Stephen Covey die in het Engels “The Seven Habits of highly Effective People” heet is in het Nederlands getiteld: “De zeven eigenschappen van Effectief Leiderschap”. Zoeken met Google op ‘leiderschap cursus’ levert ruim 2 miljoen hits op. Zoeken met Google op ‘volgerschap cursus’ levert welismaar een half miljoen hits op, maar de meeste daarvan gaan over het krijgen van Twitter volgers of het volgen van je danspartner.

Hoe komt het dat leiderschap 10x zoveel aandacht krijgt, terwijl er juist 10x zoveel volgers zijn?

Durf jij jezelf een volger te noemen?

Als leidinggevende heb ik heel wat sollicitatiegesprekken gevoerd. Vaak vroeg ik daarbij aan mensen hoe zij in concrete situaties leiderschap vertonen. De sollicitant deed vervolgens alle moeite om te vertellen hoe zijn of haar leiderschap er concreet uitzag. Ik heb nog nooit meegemaakt dat iemand in een sollicitatiegesprek iets wilde vertellen over zijn volgerschap kwaliteiten. En ik heb daar ook nooit naar gevraagd……..volgerschap

Vorige week was ik aanwezig bij een mooie bijeenkomst over volgerschap. Het is een onderwerp dat mij steeds meer intrigeert. Formeel gezien zijn er in organisaties immers veel meer volgers dan leiders; de verhouding is meestal 1:10 of zelfs meer. Leiders bestaan alleen bij de gratie van volgers, zoals het bekende filmpje laat zien: “the first follower is what turns a lone nut into a leader”.

Toch vind je op de site van managementboek.nl ongeveer 350 boeken over leiders en maar 3 boeken over volgers. Zoeken met Google op ‘leiderschap cursus’ levert ruim 2 miljoen hits op. Zoeken met Google op ‘volgerschap cursus’ levert welismaar een half miljoen hits op, maar de meeste daarvan gaan over het krijgen van Twitter volgers of het volgen van je danspartner.

Hoe komt het dat leiderschap veel meer aandacht krijgt dan volgerschap?

Winterverhalen in de zomer

Deze week woonde ik een bijeenkomst bij. Omdat de deelnemers elkaar al 2 maanden niet meer gezien hadden, startten we met het delen van verhalen over de afgelopen vakantieperiode.
Er werd gelachen; het ene mooie verhaal buitelde over het andere. Plotseling vroeg de voorzitter of er ook deelnemers waren die een ‘winterverhaal’ te delen hadden. Het werd even stil.

Daarna kwamen er twee verhalen die zorgden voor een kille bries in de zaal. Over samenwerkingspartners die onbetrouwbaar bleken. En over veelbelovende nieuwe activiteiten die door recessie-angst abrupt stil vielen. Ook dat is de realiteit tijdens en na de vakantie.

Het delen van winterverhalen in de zomer vereist moed. Maar het maakte een zakelijke bijeenkomst ineens heel wat persoonlijker.

Professionals verantwoorden met verhalen

Er is veel te doen over professionals en verantwoorden. Is het effectief om te sturen op het aantal bonnen dat agenten schrijven?

Off het aantal minuten dat de thuiszorgmedewerker besteedt aan één handeling?
Volgens professor Matthieu Weggeman zijn dashboards achterhaalde manieren van sturen en verantwoorden op prestaties van professionals. Hij stelt dat die dashboards alleen nog in zwang zijn bij “MBA-managers die geen vak geleerd hebben”.

Maar hoe kan het dan wel? Bij professionele autonomie hoort immers ook professioneel verantwoorden. Niet alleen aan je baas, maar vooral ook aan collega-professionals en aan de klant of cliënt.

Op de werkconferentie “Publieke Beroepstrots” (in 2008) gaf Gabriël van den Brink daar al een antwoord op. Volgens hem moeten we sturen op goede, zinnige en zuinige dienstverlening. Hoe ziet dat er dan uit? Hoe herken je goed onderwijs of een professionele agent? Volgens Van den Brink zijn het vooral de professionals zelf die moeten vaststellen welke waarden voor professionele dienstverlening essentieel zijn. Tijdens de werkconferentie noemden de deelnemers er drie:

  • deskundigheid
  • betrokkenheid
  • moed

Bij de laatste gaat het dan vooral om de moed om het eigen professionele verhaal (inzichten, vragen en ervaringen) te delen, ook als dat in eerste instantie tot weerstand of risico leidt.

Aan wie moet dat verhaal dan worden verteld? Van den Brink noemt drie groepen die recht hebben te weten wat een professional in de publieke sector doet: het brede publiek, de leidinggevenden en de collega-professionals. Verantwoorden door verhalen kan dan in de plaats komen van het invullen van formulieren.

Ook Weggeman sluit zich bij deze opvatting aan. Hij pleit voor het sturen op visie. En wijst erop dat juist de vakmatig geschoolde leidinggevende het onderscheid kan maken: wie functioneert als professional en wie niet? Een leidinggevende moet immers in staat zijn het professionele verhaal van zijn of haar medewerkers op z’n merites te beoordelen en er feedback op te geven. Zo onstaat leren.

Als schril contrast benoemt Weggeman het “MBA-management”: de als manager opgeleide man of vrouw die van sector naar sector hopt. Hij ziet dat in organisaties waar MBA-managers professionals aansturen het vertrouwen daalt en de roep om bewijsvoering met cijfers en rapportages toeneemt. Want dat sluit aan bij wat dit type manager kent: hij/ zij leidt immers niet vanuit vakkennis maar op basis van spreadsheets.

Conclusie van de werkconferentie in 2008:  

Conclusie van Weggeman: “een professionele leidinggevende stuurt op basis van vakmatige verhalen”.

Wat is jouw verhaal over je professionele bijdrage? En wie luistert daar naar?